Artikel 'Geschikt en betrouwbaar?', TFR nr 9 september 2011
Om de samenwerking tussen DNB en AFM te versterken wordt voorgesteld te bepalen dat niet langer de vergunningverlenende toezichthouder een doorslaggevende stem heeft, maar de negatief oordelende toezichthouder (Kamerstuk 32 786). Daartoe krijgt de niet-vergunningverlenende toezichthouder de bevoegdheid bij een voorgenomen positief oordeel van de vergunningverlenende toezichthouder, dan wel eigener beweging, een bindende aanbeveling te doen aan de vergunningverlenende toezichthouder ten aanzien van de inhoud van het betrouwbaarheids- en of geschiktheidsoordeel of ten aanzien van het op grond daarvan te nemen besluit of de te nemen maatregel.
DNB en AFM hebben bij consultatie nut en noodzaak van het wetsvoorstel ter discussie gesteld en opgemerkt dat het wetsvoorstel zich slecht verhoudt met de uitgangspunten van het Nederlandse toezichtmodel.
Auteurs bespreken in deze bijdrage de voorgestelde wijziging, de noodzaak van het wetsvoorstel en de daarvan bij invoering te verwachten effecten op onder meer de samenwerking tussen de toezichthouders, besluitvorming, rechtsbescherming en enige andere onderwerpen. Auteurs menen dat diverse vraagtekens te stellen zijn bij de 'geschiktheid en betrouwbaarheid' van de voorgestelde wijzigingen.
Bron: Tijdschrift voor Financieel recht, Nr 9 september 2011