Beleid inzake handelsvestigingen: stand van zaken van gewestelijke implementatie
Het handelsvestigingsbeleid in België is een gewestelijke zaak geworden. Met het Vlaamse Decreet van 15 juli 2016 heeft Vlaanderen als laatste van de drie gewesten wetgeving ingevoerd voor een handelsvestigingsbeleid.
In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de huidige wetgeving in Vlaanderen, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Het doel van een handelsvestigingsbeleid is om de uitbreiding van grote industriegebieden te regelen waarbij tevens de balans met kleinere retailers in het oog wordt gehouden.
Ingevolge de zesde staatshervorming is het voeren van een handelsvestigingsbeleid een zaak van de gewesten geworden. Er geldt dan ook specifieke regelgeving voor Vlaanderen, het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en het Waalse Gewest. Voorheen was dit onderwerp uitsluitend geregeld bij de federale Wet van 13 augustus 2004. Zoals gezegd, heeft Vlaanderen als laatste van de drie gewesten een handelsvestigingsbeleid ingevoerd (Vlaams Decreet van 15 juli 2016). De Wet van 13 augustus 2004 is inmiddels ingetrokken, behoudens een aantal overgangsbepalingen. Hieronder volgt een overzicht van de huidige gewestelijke wetgeving.
Het Vlaamse Gewest
Juridisch kader
Ingevolge het Decreet van 15 juli 2016 betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid is de oude sociaaleconomische vergunning in de omgevingsvergunning geïntegreerd en heet deze voortaan “omgevingsvergunning voor kleinhandelsactiviteiten".
Het decreet is op 29 juli 2016 van kracht geworden, maar de bepalingen inzake de omgevingsvergunning voor kleinhandelsactiviteiten worden pas per 1 januari 2018 van toepassing. Tot die tijd blijft de federale Wet van 13 augustus 2004 op de huidige en nieuwe vergunningsaanvragen van toepassing.
Scope
Een omgevingsvergunning voor kleinhandelsactiviteiten is vereist voor het opzetten, uitbreiden, samenvoegen of veranderen van kleinhandelsactiviteiten in een bestaand of nog te ontwikkelen gebouw met een netto handelsoppervlak van minimaal 400 m². Er is geen vergunning nodig wanneer het netto handelsoppervlak met minder dan 20% of 300 m² wordt uitgebreid. Onder "netto handelsoppervlak" wordt verstaan het gedeelte dat gebruikt wordt voor het ter verkoop aanbieden van producten en dat toegankelijk is voor het publiek, met inbegrip van de kassa’s en de ruimte daaromheen alsmede de ingang, doch uitgezonderd opslagruimtes, ruimtes die uitsluitend voor het personeel zijn bedoeld e.d. Het netto handelsoppervlak is dus niet hetzelfde als het bruto verhuuroppervlak, zoals dit vaak gehanteerd wordt voor de omvang van bedrijfsruimten.
De kleinhandelsactiviteiten worden volgens het nieuwe decreet in vier categorieën ingedeeld:
- de verkoop van voeding;
- de verkoop van goederen voor persoonsuitrusting;
- de verkoop van planten, bloemen en goederen voor land- en tuinbouw;
- de verkoop van andere producten.
Opgemerkt wordt dat het decreet uitsluitend van toepassing is wanneer de kleinhandelsactiviteit "de verkoop van voeding" inhoudt (d.w.z. wanneer er sprake is van een winkel). De horecasector valt buiten de werkingssfeer van het decreet.
Bevoegde instantie
Zoals hiervoor aangegeven, blijft de in de Wet van 13 augustus 2004 voorziene procedure van kracht tot 1 januari 2018. Het college van burgemeester en schepenen blijft dus verantwoordelijk voor het verlenen van de sociaaleconomische vergunning. Voor projecten met een netto handelsoppervlak van meer dan 1.000 m² is tevens advies nodig van het Nationaal Sociaal-Economisch Comité voor de Distributie. Per 1 januari 2018 geldt de procedure die voorzien is in het Decreet van 25 april 2014 (dat per 23 februari 2017 van kracht is geworden), d.w.z. de omgevingsvergunning voor kleinhandelsactiviteiten. Ingevolge het decreet is het college van burgemeester en schepenen, de Provinciale Raad of de Vlaamse Regering/gewestelijke omgevingsambtenaar tot verlening van de vergunning bevoegd, afhankelijk of het om een gemeentelijk, provinciaal of gewestelijk project gaat.
Overgangsbepalingen
De huidige sociaaleconomische vergunningen en meldingen die ingevolge de federale Wet van 13 augustus 2004 of de Wet van 29 juni 1975 zijn verleend, blijven geldig en worden gelijkgesteld aan een omgevingsvergunning voor kleinhandelsactiviteiten.
Het Waalse Gewest
Juridisch kader
Het Waalse Gewest heeft op 5 februari 2015 een decreet vastgesteld betreffende een handelsvestigingsbeleid. Dit decreet is op 1 juni 2015 van kracht geworden. De criteria waarmee rekening moet worden gehouden bij de aanvraag van een handelsvestigingsvergunning, staan vermeld in een ministerieel besluit van 2 april 2015.
Scope
Net als volgens de Wet van 13 augustus 2004 is een handelsvestigingsvergunning nodig wanneer het netto handelsoppervlak van een project meer dan 400 m² bedraagt. Een vergunning is nodig voor zowel nieuwe kleinhandelsvestigingen als voor de uitbreiding van bestaande vestigingen, commerciële complexen en projecten die een verandering van de aard van de handelsactiviteit met zich meebrengen.
Behalve een handelsvestigingsvergunning kan nog een andere vergunning nodig zijn, zoals een milieuvergunning, een bouwvergunning of een zogeheten omgevingsvergunning (een gecombineerde milieu- en bouwvergunning), een en ander afhankelijk van het project. In dat geval wordt een integrale vergunning afgegeven, waarin de handelsvestigingsvergunning en de milieu-, bouw- of omgevingsvergunning zijn opgenomen.
Voorts vereist het decreet van 5 februari 2015 dat vooraf een melding moet worden gedaan aan het college van burgemeester en schepenen wanneer de handelsvestiging een oppervlak heeft van 400 m² of minder. Een dergelijke melding moet ook worden gedaan ingeval van een kleine uitbreiding, d.w.z. minder dan 20% van het oppervlak of maximaal 300 m².
Bevoegde instantie
Als regel is het college van burgemeester en schepenen bevoegd tot het beoordelen van een aanvraag voor een handelsvestigingsvergunning of een integrale vergunning.
In de volgende uitzonderlijke gevallen is de door de Waalse regering benoemde handelsvestigingsambtenaar bevoegd om de vergunningsaanvraag in behandeling te nemen:
- de handelsvestiging bevindt zich in verschillende gemeenten;
- het oppervlak van de handelsvestiging is of wordt (na uitbreiding) groter dan 2.500 m²; of
- de handelsvestiging brengt werkzaamheden met zich mee waarvoor een bouwvergunning is vereist en die binnen de bevoegdheid van die ambtenaar vallen.
Bij het beoordelen van de vergunningsaanvraag dient met de volgende factoren rekening te worden gehouden: consumentenbescherming, milieubescherming, politieke en maatschappelijke doelstellingen en de bijdrage aan duurzame mobiliteit.
Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest
Juridisch kader
Bij Ordonnantie van 8 mei 2014 is de procedure voor de aanvraag van een handelsvestigingsvergunning of bouwvergunning, zoals beschreven in het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening (CoBAT/BWRO), door het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest geconsolideerd.
Scope
De oude sociaaleconomische vergunning is als afzonderlijke vergunning afgeschaft. Bij de aanvraag van een bouwvergunning wordt specifiek gekeken naar de gevolgen van het project wanneer het handelsoppervlak groter is of wordt dan 400 m². Bij deze beoordeling worden de volgende aspecten meegenomen: consumentenbescherming, volksgezondheid en veiligheid, verkeerssituatie, bereikbaarheid, parkeren en de inbedding van het project in de stedelijke omgeving. Een dergelijke beoordeling hoeft dus alleen te worden uitgevoerd wanneer voor de handelsvestiging een bouwvergunning nodig is.
Er geldt een uitzondering voor gevallen waarin de handelsvestiging wordt uitgebreid met minder dan 20% en maximaal 300 m² ten opzichte van de vorige handelsvestigingsvergunning. Wanneer de handelsactiviteit in zo’n geval geen verandering ondergaat, wordt de aanpassing niet als "significant" aangemerkt.
Voor projecten die mogelijk significante effecten hebben, is een voorlopige effectrapportage vereist, waarin de effecten van het project op de korte en de lange termijn staan beschreven. Een voorlopige rapportage is niet nodig wanneer het netto handelsoppervlak kleiner is dan 1.000 m².
Bevoegde instantie
Als regel is het college van burgemeester en schepenen bevoegd tot het verlenen van bouwvergunningen, ook voor retailvestigingen. Vergunningsaanvragen voor grotere projecten waarvoor een effectrapportage nodig is, worden echter beoordeeld door de verantwoordelijk ambtenaar van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.