College van Beroep voor het bedrijfsleven verbiedt UberPOP definitief, UberX juridisch in orde
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft op 21 september 2017 uitspraak gedaan over het handhavend optreden van de minister van Infrastructuur en Milieu (I&M) tegen de via de vervoersapp Uber aangeboden diensten UberPOP en UberX. De app brengt consumenten in contact met door Uber geselecteerde taxivervoerders voor vervoersdiensten per limousine (UberLUX), per luxe auto (UberBlack), vervoer door particulieren met hun eigen auto (UberPOP) en vervoer per taxi (UberX). De rechter zette in 2014 een streep door UberPOP omdat deze dienst in strijd zou zijn met artikel 76, eerste lid, van de Wet personenvervoer 2000 (Wp2000). Die bepaling verbiedt het verrichten van taxivervoer zonder vergunning. UberPOP-chauffeurs verrichten volgens de rechter echter personenvervoer per auto tegen betaling zonder een taxi- of ondernemersvergunning. Nadat de minister van I&M aan Uber meerdere lasten onder dwangsom oplegde en vanwege herhaaldelijke overtredingen ook daadwerkelijk verbeurde, schrapten Uber B.V. en enig aandeelhouder Uber International B.V. deze dienst in november 2015. En dit moet volgens het CBb zo blijven. De dienst UberX moet daarbij echter duidelijk worden onderscheiden van UberPOP en mag wel blijven voortbestaan.
Verbod UberPOP blijft definitief in stand
Het CBb zet met deze uitspraak een finale streep door de taxidienst UberPOP waarbij particulieren zonder vergunning en met hun eigen auto via de app van Uber taxiritjes konden aanbieden. Dit is immers, anders dan Uber in deze zaak aanvoerde, te kwalificeren als taxivervoer (en niet als carpoolen), omdat het gebeurt als economische activiteit waarmee geld wordt verdiend. Artikel 76, eerste lid, van de Wp2000 ziet op taxivervoer en wordt daarmee overtreden.
De vervoersdienst UberPOP van Uber is daarmee dan ook gericht op het overtreden van de wet, hoewel de particulieren het feitelijke vervoer verrichten. Uber speelt daarin een wezenlijke rol, onder meer door zich actief met vraag en aanbod te bemoeien en een vast percentage van de door de klant betaalde ritprijs te innen. Zodoende oordeelt het CBb dat het bedrijf medepleger is van de overtredingen die de particuliere chauffeurs hebben begaan. Het CBb zet dan ook een streep door de beroepsgrond waarin Uber die nauwe samenwerking met de betrokken chauffeurs betwist.
Dan was er wellicht nog een escape geweest voor Uber om onder handhaving uit te komen, namelijk als er sprake was van 'een concreet zicht op legalisatie'. Volgens het CBb was er geen concreet zicht op legalisatie op grond waarvan van handhaving had kunnen worden afgezien: de ondernemersvergunning gaat niet verdwijnen en mogelijk zicht op het vervallen van de voordien geldende vakbekwaamheidseis voor vergunninghouders maakt dat niet anders.
Conclusie van het CBb: de minister van I&M legde terecht lasten onder dwangsom op om ervoor te zorgen dat Uber stopte met UberPOP en omdat Uber hiermee toch doorging, zijn ook de daaropvolgende verbeurde dwangsommen van 10.000 euro, 300.000 euro en 50.000 euro volgens het CBb gerechtvaardigd.
UberX is een ander verhaal
De dienst UberX, die ook via de app kan worden geboekt, is daarentegen wél legaal. Voor deze dienst wordt gebruik gemaakt van chauffeurs die wel een taxivergunning hebben en een auto die aan de regels voldoet. Nu geen samenwerking met particuliere chauffeurs zonder taxivergunning wordt gezocht is UberX een andere dienst dan UberPOP en is met UberX volgens het CBb dan ook niets mis.
De minister van I&M had echter wel sancties opgelegd voor het aanbieden van UberX. Die zijn dus niet terecht, volgens het CBb. De bij UberX geïnde dwangsom van 650.000 euro vanwege de beweerde samenwerking tussen chauffeurs en taxibedrijven via een verboden pachtconstructie was dan ook niet juist. Het CBb vernietigt dat besluit. UberX, waarbij passagiers een privérit voor maximaal vier personen kunnen aanvragen, blijft aangeboden worden.
Lopende prejudiciële vragen over Uber
De Nederlandse problematiek is ook interessant in het licht van de Europese ontwikkelingen rondom Uber.
Nadat taxibonden in Madrid en Barcelona de Spaanse vennootschap Uber System Spain voor de rechter sleepte om UberPOP verboden te krijgen, verwees de Spaanse rechter de zaak in juli 2015 door naar het Europese Hof van Justitie. Vijftien rechters onderzoeken daar momenteel of de dienst als taxibedrijf moet worden gezien, waar het in dat geval oneerlijke concurrentie bedrijft door zich aan de regels voor de taxibranche te onttrekken, of als online dienstverlener die vraag en aanbod combineert en zich om die reden niet aan de taxiwetgeving zou hoeven houden.
De uitspraak van het Hof zal belangrijk zijn voor de toekomst van het bedrijf Uber in heel Europa en de belangstelling hiervoor is groot wat duidelijk blijkt uit de woede en verontwaardiging onder concurrenten van Uber.
Het CBb stelt in haar uitspraak expliciet geen aanleiding te hebben gezien om toe te geven aan het verzoek van Uber de zitting uit te stellen tot het Hof op de prejudiciële vragen heeft beslist en neemt het heft in eigen hand. Ook Duitsland ging Nederland al voor met het verbieden van UberPOP. Wanneer het Hof besluit dat Uber een online platform is, valt het onder de reikwijdte van het vrije verkeer van diensten en zullen Nederlandse vergunningsverplichtingen vanwege onrechtmatigheid geschrapt moeten worden. Bovendien wordt het dan nog veel makkelijker om diensten als UberPOP aan te bieden.
Het is echter zeker niet evident dat Uber als niet-vergunningplichtig online platform wordt aangemerkt. Advocaat-generaal Szpunar adviseerde op 11 mei 2017 het Hof van Justitie om Uber als een vervoersdienst aan te duiden. Het bedrijf voldoet volgens hem niet aan de voorwaarden voor een informatiedienst. Immers is (i) het elektronische deel van de dienst niet onafhankelijk van het niet-elektronische deel van de dienst, nu de activiteiten van de chauffeurs niet kunnen worden losgezien van die van Uber. Bovendien wordt de dienst niet (ii) grotendeels via elektronische weg gerealiseerd nu bij Uber de nadruk ligt op het vervoer van passagiers. Omdat in geval van kwalificatie als vervoersdienst het vrije verkeer van diensten niet in het geding komt, zal het Europese recht in principe niet in de weg staan aan het vergunningplichtig maken van de diensten van Uber. Als het Hof het advies van Szpunar volgt, kunnen overheden Uber aan dezelfde juridische eisen onderwerpen als klassieke taxibedrijven. Een grote opluchting voor veel marktpartijen.
Gevolgen voor andere dienstenaanbieders in de 'deeleconomie'
Overigens ligt in de lijn der verwachting dat als het Hof het advies van Szpunar niet volgt, en Uber ermee weg komt om de specifieke regels voor vervoersaanbieders niet te hoeven naleven, dat dat gevolgen zal hebben voor andere bedrijven die platformdiensten aanbieden in de 'deeleconomie'. Bedrijven als Airbnb zullen zich dan althans ook proberen te onttrekken aan enige verantwoordelijkheid om de naleving van specifieke regels te waarborgen. Zoals in het geval van Airbnb onder meer de brandveiligheidsregels van de slaapplaatsen waarin zij bemiddelen. Het is zeer de vraag of dat een wenselijke ontwikkeling is.