Overslaan en naar de inhoud gaan

Hoe kunnen we u helpen?

  • 15-07-2015


Het was geen complete verrassing. Een aantal schrijvers had reeds hun zorgen geuit over de implementatie van het medezeggenschapsartikel van de richtlijn betreffende grensoverschrijdende fusies (hierna: GOF-richtlijn).1 Niet dat het zo duidelijk was hoe het beter had gekund, want het betreffende artikel is zeer technisch van aard en bevat een hoop ingewikkelde verwijzingen naar de SE-richtlijn voor een Europese vennootschap, 2 die Nederland reeds had geïmplementeerd in de Wet rol werknemers bij Europese rechtspersonen (WRWER). De implementatie was een complexe procedure, dus dat dit te laat en – volgens het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) in 2013 – niet correct is gedaan, is hierom niet heel vreemd. Het HvJ EU tikte Nederland op de vingers voor het niet volledig implementeren van het medezeggenschapsartikel
van de GOF-richtlijn. Deze uitspraak was aanleiding voor de wetgever om artikel 2:333k van het Burgerlijk Wetboek (BW) ingrijpend te wijzigen: het is aangepast van acht naar vijftien leden.

Er kan veel worden geschreven over deze medezeggenschapskwestie, nu de discussie hierover reeds startte in 1966 met de totstandkoming van de SE-richtlijn en zowel bij die richtlijn als bij de GOF-richtlijn het grootste struikelblok is geweest. Deze bijdrage bestrijkt dan ook enkel een zeer specifiek gebied hierbinnen, afgebakend door de vraag ‘Heeft de wetgever artikel 16 GOF-richtlijn in 2015 alsnog juist geïmplementeerd?’Ik bespreek hierbij de Europese regeling en geef steeds aan waar deze onjuist of onduidelijk is geïmplementeerd.

This article was published in Vennootschap & Onderneming, edition 4, 2015, Boom Juridische Uitgevers

Cookie melding

We care about your privacy. We only use cookies strictly necessary to ensure the proper functioning of our website. You can find more information on cookies and on how we handle your personal data in our Privacy and Cookie Policy.