Overslaan en naar de inhoud gaan

Hoe kunnen we u helpen?

  • Public law
  • 24-07-2018

Op 4 juli 2018 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (''Afdeling'') zich uitgesproken over de toepassing van spoedeisende bestuursdwang ingeval van een vermoeden van een overtreding; namelijk het verkeerd classificeren van vuurwerk. Op basis van informatie die zag op een andere - maar gelijknamige - partij vuurwerkartikelen, nam de Minister van Infrastructuur en Milieu (''Minister'') namelijk handhavingsmaatregelen. De Afdeling oordeelt dat slechts een vermoeden voldoende was om tot handhaving over te gaan. Ook ten tijde van de beslissing op bezwaar was er geen noodzaak om tot herroeping van de toepassing spoedeisende bestuursdwang over te gaan.

Classificatie van vuurwerk
Vuurwerk wordt ingedeeld in verschillende ADR-categorieën; de betreffende classificatie geeft aan op welke manier vuurwerk reageert in het geval van een calamiteit. Voor elke klasse gelden andere vervoersregels. Voor een zogenoemde 1.1G classificatie gelden strengere eisen dan voor een 1.3G classificatie, daar bij brand de 1.1G categorie de gehele partij gelijktijdig reageert. 

Handhaven op basis van vermoedens
Vuurwerkfabrikant Privatex-Pyro importeert vuurwerk vanuit China. Tijdens controle van containers met vuurwerk in de haven van Rotterdam bleek aanleiding te bestaan voor nadere inspectie. De formulieren gaven blijk van een opvallend lage waarde explosieve lading. Daarnaast was er enige tijd eerder een controle geweest van een andere, maar gelijknamige, partij vuurwerk waar overtredingen waren geconstateerd.

De uitspraak
Privatex-Pyro stelt dat ten onrechte spoedeisende bestuursdwang is toegepast nu het als bewijs gebruikte NFI-rapport niet ziet op haar vuurwerk. Bovendien had zij een testrapport in handen dat bewees dat de artikelen als 1.3G vuurwerk dienen te worden geclassificeerd. Daarnaast verwees zij naar de ingebrachte ADR-certificaten. Uit dit alles zou blijken dat van handhaving had moeten worden afgezien.

De Minister stelt daarentegen dat de spoedeisende bestuursdwang terecht is toegepast en dat er ook geen reden voor herroeping was ten tijde van de beslissing op bezwaar. De namen en opschriften van de geïnspecteerde artikelen komen overeen met een eerder aangetroffen lading vuurwerkartikelen. Ten aanzien van deze eerdere lading is een NFI-rapport opgesteld waaruit blijkt dat de artikelen geclassificeerd moesten worden als 1.1G vuurwerk. Bovendien is na het besluit tot spoedeisende bestuursdwang een TNO-onderzoek uitgevoerd waarin wordt bevestigd dat de artikelen uit onderhavig geschil als 1.1G geclassificeerd moeten worden. Privatex-Pyro heeft volgens de Minister dus gehandeld in strijd met de International Maritime Dangerous Goods Code (''IMDG'') en artikel 5 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen door onjuiste kenmerking van de artikelen. 

Enkel vermoeden voldoende voor handhaving
De Afdeling oordeelt dat geen reden was voor herroeping van de toepassing van de spoedeisende bestuursdwang. 

Het feit dat ten tijde van handhaving enkel een NFI-rapport aanwezig was dat niet specifiek zag op de in het geding zijnde vuurwerkartikelen, doet niet af aan het oordeel van de Afdeling dat overgegaan mocht worden tot toepassing van de spoedeisende bestuursdwang.
Herroeping van de bestuursdwang was niet nodig, een enkel vermoeden ten aanzien van de na besluit pas onderzochte vuurwerkartikelen was volgens de Afdeling voldoende om te handhaven, en dat vermoeden werd tijdens de bezwaarfase niet dusdanig ontkracht dat de Minister tot herroeping had moeten overgaan.

SE-Fireworks erfenis
Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat de uitkomst in deze zaak mede is ingegeven door de rampen in Volendam en Enschede; misschien wel de meest bekende zaken over brand- en explosiegevaar die in de Nederlandse geschiedenis zich hebben voorgedaan. In de procedures inzake de cafébrand in Volendam is geen beroep gedaan op de positieve verplichting die de gemeente zou hebben gehad om de brandveiligheid van Café ‘t Hemeltje te controleren ondanks dat achteraf uit rapporten bleek dat de gemeente haar handhavingsplicht ernstig had verwaarloosd. In de zaken met betrekking tot SE Fireworks werd hier echter wel uitdrukkelijk beroep op gedaan: de overheid zou niet alleen haar faciliterende taak hebben nagelaten door geen (afdoende) wet- of regelgeving te creëren voor opslag van vuurwerk, en door niet voldoende toezicht te houden op de naleving van de vergunningsvoorschriften en te handhaven waar nodig was - op precies te zijn: dat er veel zwaarder vuurwerk op het terrein stond dan volgens de vergunning was toegestaan. Ook zou de overheid haar positieve verplichting tot bescherming van het recht op leven hebben geschonden door geen maatregelen te nemen om het reële en onmiddellijke gevaar af te wenden. In deze zaken is overheidsaansprakelijk voor falend toezicht om verschillende (procedurele) redenen afgewend, maar inhoudelijk was wel vast komen te staan dat de overheid niet handhaafde, waar het achteraf wel nodig was. Zeker nu in deze zaak achteraf werd bevestigd dat de overheid het bij het juiste eind had voor wat betreft de te lage classificatie, begrijp ik dat de uitspraak niet anders kon zijn dan deze. 

Uitspraak:
ABRvS 4 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2203 

*Met dank aan Carlijne Chanier, die aan deze blog heeft meegeschreven. 
 

Cookie melding

We care about your privacy. We only use cookies strictly necessary to ensure the proper functioning of our website. You can find more information on cookies and on how we handle your personal data in our Privacy and Cookie Policy.