Het wetsvoorstel Wet differentiatie overdrachtsbelasting en de notariële praktijk
De artikel is gepubliceerd in het Tijdschrift Vastgoed Fiscaal en Civiel, December 2020, nr. 6.
Lees het artikel hier.
Op Prinsjesdag presenteerde het kabinet het Belastingplan 2021. Onderdeel daarvan is het wetsvoorstel ''Wet differentiatie overdrachtsbelasting'', welk wetsvoorstel de positie van starters op de woningmarkt ten opzichte van beleggers beoogt te verbeteren. Het wetsvoorstel introduceert vanaf 1 januari 2021 een eenmalige vrijstelling van overdrachtsbelasting voor starters en een gedifferentieerd tarief voor overige verkrijgers (2% voor verkrijgers van woningen (niet zijnde starters) die de woning als hoofdverblijf gaan gebruiken en 8% voor beleggers en verkrijgers van niet-woningen). De vraag die dit wetsvoorstel oproept is wat de uitvoerbaarheid daarvan voor de notariële praktijk zal zijn.
In dit artikel bespreken David Wumkes en Maureen van der Wal dit nieuwe wetsvoorstel en de uitvoerbaarheid daarvan voor de notariële praktijk. Zo wordt ingegaan op het notariële vooronderzoek ter zake het correcte overdrachtsbelastingtarief. Ook wordt aandacht besteed aan de plicht van de notaris om kopers zorgvuldig te informeren over het potentiële risico van een naheffingsaanslag. Tot slot wordt ingegaan op de positie van beleggers. Zij kunnen op het verhoogde 8%-tarief anticiperen door de levering van het vastgoed vóór 1 januari 2021 plaats te laten. Mocht de financiering het tijdig leveren in de weg staan, dan kan er eventueel gewerkt worden met een Groninger akte, waarbij de onroerende zaak (onder ontbindende voorwaarde van niet betaling van de koopsom op een bepaalde datum) vóór 1 januari 2021 wordt geleverd, maar de koopsom ervan nog niet wordt betaald.