Kamerbrief met nota van verslag over wijzigingsvoorstel Warmtewet
De huidige Warmtewet zal worden gewijzigd. Het voornaamste doel van de verbeteringen die met de wijziging worden beoogd, is het verder versterken van de positie van de huidige en toekomstige afnemers van warmte die te maken hebben met een monopolist als warmteleverancier (de zgn. gebonden consumenten). Bovendien verwacht de regering dat de verduidelijking van het wettelijk kader (ondanks dat hiervoor ook diverse andere stappen moeten worden genomen) belangrijke obstakels voor verduurzaming wegneemt. Om de afbouw van aardgas richting 2050 en een kosteneffectieve en CO2-arme warmtelevering te ondersteunen, zijn immers goed functionerende juridische condities nodig. Met de voorgestelde wetswijziging wil het Rijk een eerste stap zetten in het creëren van deze condities. De nota van wijziging bij het wijzigingsvoorstel van de Warmtewet, leidde tot vragen en opmerkingen in de Tweede Kamer. Op 19 september 2017 beantwoordde minister Henk Kamp van Economische Zaken deze in een nota van verslag. Enkele relevante uitingen van de minister in deze nota laten wij hier voor u de revue passeren. Zo spreekt hij over een verwachte verzwaring en uitbreiding van elektriciteitsnetten, een stimulans voor rendementen en investeringscondities op de warmtemarkt en een potentieel aantrekkelijkere businesscase voor warmtebedrijven.
Verwachte toename van elektriciteitsgebruik
Voortbouwend op de bestaande mogelijkheid voor gemeenten om gebieden van gasaansluiting uit te zonderen, krijgen gemeenten op basis van de voorgestelde wetswijziging de bevoegdheid om een gebied (wijk of straat) aan te wijzen waar geen gastransportnet wordt aangelegd of uitgebreid. Deze mogelijkheid is vooral relevant bij de bouw van nieuwbouwwijken. In die gebieden vervalt ook de verplichting voor de netbeheerder om kleinverbruikers op het gasnet aan te sluiten. De minister voorspelt dat deze omvorming van het recht op een gasaansluiting tot een algemeen en techniekneutraal ‘warmterecht’, in combinatie met de actieve uitfasering van aardgas, niet alleen een stimulerend effect zal hebben op de ontwikkeling van warmtenetten, maar ook op de uitbreiding van elektriciteitsnetten. In de warmtevoorziening zullen all-electric oplossingen zoals warmtepompen voor een groot deel de huidige gasgestookte ketels gaan vervangen. Vanwege het toenemend gebruik van deze warmtepompen zal het elektriciteitsgebruik naar verwachting stijgen. Hierdoor is een uitbreiding en/of een verzwaring van het elektriciteitsnet te voorzien. Vergaande isolatie van het te verwarmen gebouw en vraagsturing door slimme apparaten zijn mogelijke oplossingen die kunnen helpen om de uitbreiding van het elektriciteitsnet zo gering mogelijk te laten zijn. Met name in gevallen van een piek in de vraag naar elektriciteit. Hier ligt een belangrijke opgave voor de markt om tot een aantrekkelijk producten- en dienstenaanbod te komen.
Indirecte verbetering van rendementen en investeringscondities
Gelet op het genoemde hoofddoel van zowel de huidige Warmtewet als de beoogde wijziging ervan, namelijk de bescherming van gebonden consumenten, beoogt de Warmtewet in principe niet de financiële rendementen van de leveranciers in de warmtemarkt en de investeringscondities van bedrijven op de warmtemarkt te verbeteren. Dat neemt niet weg dat onderhavig wetsvoorstel wenst bij te dragen aan het vertrouwen van de consument in collectieve warmtelevering, waarvan de warmteleveranciers uiteraard voordeel zullen ondervinden. Bovendien geeft de minister in de nota expliciet aan dat de wijziging van de Warmtewet en dan met name het daarmee geïntroduceerde maximumtarief voor warmte, er niet toe zal moeten leiden dat de rendementen van leveranciers dusdanig onder druk komen te staan dat hierdoor de leveringszekerheid in het geding komt. Daar komt bij dat op grond van art. 7, eerste lid, van de Warmtewet de Autoriteit Consument en Markt (ACM) de ontwikkeling van rendementen in de warmteleveringsmarkt monitort en hiervan iedere twee jaar verslag doet aan de minister van Economische Zaken. Wanneer een warmteleverancier (te) lage rendementen behaalt, wat investeren in warmteprojecten minder aantrekkelijk maakt, zal dit derhalve door de ACM worden opgemerkt en geadresseerd.
Mogelijk aantrekkelijkere businesscase voor warmtebedrijven
In de Warmtewet is op veel onderdelen gekozen voor maximale tarieven voor warmte die zijn gebaseerd op een aardgasreferentie. 'Aardgasreferentie' betekent in dit verband een relatie tussen de gasprijs en de maximale warmteprijs, waarbij de prijs die een kleinverbruiker van warmte betaalt wordt afgeleid van de gemiddelde kosten die eenzelfde kleinverbruiker zou maken wanneer hij door middel van een gasvoorziening in zijn warmtebehoefte zou voorzien. Hoewel stijging van de aardgasprijs via de koppeling van de maximumwarmtetarieven aan de prijs van aardgas dus kan leiden tot prijsverhoging en daarmee tot een betere businesscase voor warmtebedrijven, hebben de werkelijke kosten van de warmteleveranciers vrijwel geen relatie met de prijs van aardgas. Nog los van de vraag hoe de gasprijs zich ontwikkelt, zou hierdoor twijfel kunnen ontstaan of warmteleveranciers voldoende rendement behalen om hun kosten te dekken. Naarmate de energietransitie vordert, zal het verwarmen op aardgas echter steeds minder de standaard van verwarmen zijn. Daarmee zal het steeds minder logisch worden om dit als referentie te hanteren. De minister acht een gasreferentie op dit moment echter nog noodzakelijk. Hij ziet in de huidige dominantie van aardgas in de warmtevoorziening in Nederland een rechtvaardiging ook in deze wetswijziging de gasreferentie een dragend onderdeel te laten zijn van de tariefregulering voor warmte. De prijsvorming voor de geleverde energie uit hernieuwbare bronnen als zon, wind en geothermie vindt plaats via de markt en niet door een monopolist, waartegen de Warmtewet beoogt te beschermen. Daarom is hiervoor volgens de minister geen gereguleerde tariefstelling noodzakelijk en doet ook de vraag of maximumtarieven voor de warmteleveranciers kostendekkend zijn zich hier minder snel voor. In dit kader is bovendien relevant dat de minister waterstof expliciet noemt als een hernieuwbaar gas dat in de energievoorziening een blijvende rol kan gaan vervullen. De op termijn verwachte loskoppeling van de aardgasreferentie en het toenemend belang van duurzame warmtebronnen zou kortom kunnen leiden tot een aantrekkelijkere businesscase voor warmtebedrijven. Dit wordt nog versterkt doordat bij de herziening van de Warmtewet toekomstige producenten van (duurzame) warmte het recht krijgen op relevante informatie van de netbeheerder over de situatie op het betreffende net, zodat zij bij het uitwerken van een businesscase duidelijke en transparante informatie hebben om te bezien of de business case rendabel is.
Vervolg van de beoogde wijzigingen
Zoals gezegd, zijn aanvullend op de wijzigingen van de Warmtewet veel meer maatregelen nodig voor het behalen van de gestelde duurzaamheidsdoelen. Het is dan ook waarschijnlijk dat de regels ten aanzien van elektriciteit, gas en warmte (opnieuw) aangepast moeten worden. De nota van wijziging dient in dit licht te worden bezien. Daarnaast zijn de voorstellen voor aanpassing van het Warmtebesluit en de Warmteregeling op dit ogenblik in voorbereiding. Middels deze lagere regelgeving krijg de herziening van de Warmtewet zijn daadwerkelijke en concrete invulling. Voor de consultatie van dit besluit en deze regeling heeft in juli en augustus 2017 een internetconsultatie opengestaan. Momenteel worden de reacties die op deze consultatie zijn ontvangen verwerkt. Dit kan leiden tot aanpassing van de concept-wijzigingsvoorstellen. Vervolgens zal op het voorstel tot wijziging van het besluit een wetgevingskwaliteitstoets en een uitvoerings–en handhavingstoets uitgevoerd worden. Ook deze toetsen kunnen aanleiding geven tot aanpassing van de concept-wijzigingsvoorstellen. Het wijzigingsbesluit wordt na het verwerken van de resultaten van de toetsen en na instemming van de Ministerraad bij beide Kamers van de Staten Generaal voorgebracht. De nota van verslag van minister Kamp kunt u hier raadplegen.
Verloop procedure voorgenomen wijzigingen
- 22 mei 2017: Indiening wetsvoorstel tot wijziging van de Warmtewet (wijzigingen naar aanleiding van de evaluatie van de Warmtewet)
- 28 juni 2017: Nota van wijziging voor wetsvoorstel tot wijziging van de Warmtewet
- 3 juli 2017: Verslag vaste commissie Economische Zaken met betrekking tot wijzigingsvoorstel Warmtewet
- 20 juli 2017: Wijzigingen Warmtebesluit en Warmteregeling ter consultatie voorgelegd
- 31 augustus 2017: Consultatie gesloten
- 19 september 2017: Nota naar aanleiding van verslag over het voorstel houdende wijziging van de Warmtewet aan Tweede Kamer aangeboden