Overslaan en naar de inhoud gaan

Hoe kunnen we u helpen?

  • 26-02-2003

Wie houdt toezicht op de toezichthouders?

Wie houdt toezicht op de toezichthouders? Uiteindelijk natuurlijk de rechter. Er is wel eens kritiek dat de verzelfstandigde stroombedrijven (leveranciers en transporteurs van elektriciteit) eigenlijk op kosten van de belastingbetaler procederen tegen de Dienst Uitvoering en Toezicht Energie (Dte). De Dte zou er zijn om zo laag mogelijke tarieven te bewerkstelligen en burgers en bedrijfsleven zouden er maar niets wijzer van worden wanneer de stroombedrijven procederen en winnen. De vraag is of dat zo is en of burgers en bedrijven niet de kans lopen er beter op te worden. Spelen de wet en de rechter hier niet een onvermijdelijke en zelfstandige rol, in het nieuwe spel (liberalisering op last van de EG) met nieuwe spelers (stroombedrijven de Dte) en nieuwe regels?

In februari en november jl deed het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) uitspraak in procedures die een groot aantal stroombedrijven hadden aangespannen tegen de wijze waarop de Dte hun tarieven voor levering van stroom (februari) en levering van netwerkdiensten zoals transport van stroom (november) had vastgesteld. Cruciale rol in de procedures speelde de zogenaamde x-factor die in de beide wettelijke bepalingen over de tariefvaststelling wordt genoemd. De Elektriciteitswet (E-wet) werkt met een formule waarin de x-factor staat voor de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering door de netbeheerders. Hoe hoger de kortingsfactor, des te lager het tarief. Teneinde tot die korting te komen had de Dte overlegd met de bedrijven en de relevante gegevens over de markt en de kostprijzen verzameld. Daarbij werkt de Dte ook met een beleidregel genaamd 'Richtsnoeren', waarin aan de orde komen begrippen als: de gewogen gemiddelde vergoeding op geinvesteerd kapitaal, de beginwaarde van 'oude' activa, operationele kosten, redelijk rendement e.a. Dit leidt dan tot een onderlinge vergelijking van de stroombedrijven; door toepassing van de x-factor dwingt de Dte hen zo efficient mogelijk te werken. Dat is noodzakelijk, omdat er wat betreft de netwerkdiensten (o.a. het transport van de stroom) een natuurlijk monopolie voor de netwerkbeheerders bestaat. Om de klanten van stroom te voorzien kan natuurlijk niet per leverancier een transportnet worden gebouwd, evenmin als er per gebruiker van wegen een wegennet kan worden aangelegd.

Na vooroverleg had de Dte voor iedere individuele stroomleverancier en voor iedere netbeheerder een afzonderlijke x-factor vastgesteld en deze na een daartegen gevoerde bezwaarschriftprocedure (gewijzigd) gehandhaafd. Bij het CBb voerden de bedrijven als belangrijkste beroepsgronden aan dat de bewerkelijke methode waarop de Dte de x-factor had vastgesteld onjuist was en dat de verkeerde waarderingsgrondslagen waren gehanteerd. Het CBb gaat echter op al die argumenten niet in en oordeelt, min of meer ambtshalve, dat de Dte de wet verkeerd had toegepast door ieder bedrijf een afzonderlijke x-factor toe te kennen; de tekst van de E-wet en ook de toelichting erop zijn duidelijk, aldus het CBb: er dient aan alle bedrijven dezelfde, generieke kortingsfactor te worden opgelegd en de beroepen worden gegrond verklaard, maar dan op geheel andere gronden dan door de bedrijven naar voren was gebracht.

Wat leren deze uitspraken? Zijn de burgers erbij gebaat of is er voor niets op kosten van de belastingbetaler geprocedeerd? In de eerste plaats leren de uitspraken wat het belang van de wet is. Het CBb heeft strikt de op zichzelf duidelijke tekst van de E-wet gevolgd en, omdat de wettekst duidelijk was, een wellicht mogelijk andere interpretatie op grond van de parlementaire geschiedenis afgewezen. Daarmee doet het College recht aan de belang van de wetgeving in deze nieuwe gereguleerde markten. In dit geval nog temeer, daar op uitdrukkelijk verzoek van de Tweede Kamer deze nogal technische prijsregulatie niet in een algemene maatregel van bestuur werd neergelegd, wat aanvankelijk wel de bedoeling van de regering was, maar in de tekst van de E-wet zelf. Het belang van de tariefregels werd kennelijk door de Kamer zo zwaar gewogen dat opnemen ervan in de formele wet noodzakelijk werd gevonden. Uiteindelijk is het de wet die ook de Dte (en via deze de stroomleveranciers) bindt. De belastingbetaler kan terecht verlangen dat die wet naar de letter, zeker waar die duidelijk is, wordt uitgevoerd. In sommige gevallen zou dit tot hogere tarieven kunnen leiden; in andere weer tot lagere. Als de wetgever uiteindelijk zelf niet tevreden is met dit resultaat dan moet de wet maar worden gewijzigd. Bij menig stroombedrijf, en zeker bij de Dte, leverden de uitspraken iets geheel anders op dan men had verwacht bij het instellen van het beroep; sommige stroombedrijven zouden er wel eens slechter op kunnen worden dan zij geweest waren wanneer zij geen beroep hadden ingesteld. Dat is iets wat de Algemene wet bestuursrecht in beginsel niet toelaat en waar het CBb zich ook over heeft uitgelaten. Bij een standpuntbepaling van de rechter over toepassing van marktreguleringen en over belangrijke bestuursrechtelijke leerstukken, die ook een invloed op de marktwerking hebben, zijn uiteindelijk burgers en bedrijven, maar ook de toezichthouders, gebaat.

Of de burgers alleen maar gebaat zouden zijn met lagere tarieven is namelijk niet vanzelfsprekend als dat zou betekenen dat de stroombedrijven onvoldoende geld voor onderhoud hebben en dat weer tot storingen leidt; dan hebben we helemaal niets.

Source: De Staatscourant

Cookie melding

We care about your privacy. We only use cookies strictly necessary to ensure the proper functioning of our website. You can find more information on cookies and on how we handle your personal data in our Privacy and Cookie Policy.