Natuurbescherming: rechtszekerheid bij windpark-ontheffingen
Voorschriften aan een (natuur)ontheffing dienen voldoende concreet en geobjectiveerd te zijn. Daarmee is de rechtszekerheid gediend. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tikte de Staatssecretaris van Economische Zaken deze week op de vingers voor handelen in strijd met de rechtszekerheid bij het stellen van voorschriften aan een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet.
Vanaf 1 januari 2017 is de Flora- en faunawet opgegaan in de Wet natuurbescherming. Sommige bevoegdheden voor vergunningverlening, toezicht en handhaving die voorheen bij het Rijk lagen, zijn nu bij provincies komen te liggen. Het is nu dus aan provincies om ervoor te waken dat de rechtszekerheidseisen in acht wordt genomen, en aan initiatiefnemers om daar alert op te blijven.
Ffw-ontheffing met voorschriften
De Staatssecretaris verleende een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet, ter vervanging van zeventien windturbines in een windpark door veertien nieuwe en grotere turbines. Daaraan waren voorschriften verbonden: indien resultaten uit monitoring aanleiding geven tot het nemen van mitigerende maatregelen voor trekvolgels, dienden de betrokken bedrijven een mitigatieplan op te stellen. Ten aanzien van deze plannen legde de Staatssecretaris verder de verplichting op de windturbines uit te rusten met een stilstandvoorziening, die ervoor zorgt dat de rotoren nagenoeg stil staan in periodes met intensieve trek van trekvogels tijdens het voorjaar en najaar bij weersomstandigheden met slecht zicht en/of tegenwind.
Uitspraak
De Afdeling bevestigt in haar uitspraak van 16 augustus 2017 dat voorschriften aan ontheffingen voldoende concreet en geobjectiveerd dienen te zijn. Niet alleen had de Staatssecretaris duidelijker moeten maken wanneer de resultaten uit monitoring aanleiding gaven tot het nemen van mitigerende maatregelen, ook had het op zijn weg gelegen dergelijke maatregelen nader te duiden. Criteria als "weersomstandigheden met slecht zicht en/of tegenwind" en de term "periode met intensieve trek", worden voor een voorschrift aan een ontheffing onvoldoende helder geacht door de Afdeling. De Staatssecretaris had concretere gegevens kunnen opnemen, zoals een afgegeven waarschuwing voor slecht zicht door een weerstation, een windrichting en een specificatie van wat onder "intensieve trek" moet worden verstaan.
De Afdeling constateert meer dan eens gebreken aan concreetheid en objectiviteit in vergunning- en ontheffingsvoorschriften. Initiatiefnemers en provincies doen er dus goed aan hierop alert te blijven, zeker nu de vervanging van oude windturbines en windparken veelvuldig plaatsvindt en zal blijven plaatsvinden om de Nederlandse doelstellingen van wind op land alsnog te kunnen halen.