Overslaan en naar de inhoud gaan

Hoe kunnen we u helpen?

  • Real Estate
  • 30-12-2016

In het kader van een drietal uitspraken heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 28 december 2016 voor het eerst daadwerkelijk een correctie op het zogenoemde relativiteitsvereiste toegepast (artikel 8:69a Awb, ook wel 'correctie Langemeijer' genoemd).

Het relativiteitsvereiste houdt in, dat de bestuursrechter een besluit niet vernietigt op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. Dat zo'n correctie mogelijk is, werd al door de Afdeling geoordeeld in een uitspraak van 16 maart 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:732), nadat staatsraad advocaat-generaal Widdershoven hierover op 2 december 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:3680) een conclusie had uitgebracht.

In de genoemde uitspraken stond de vraag centraal, of op grond van de Drank- en Horecawet al dan niet permanent een leidinggevende aanwezig moet zijn in een bij een supermarkt behorende slijterij. In dit verband had de SlijtersUnie het bevoegd gezag van Sint-Oedenrode, Someren en Schijndel gevraagd handhavend op te treden omdat volgens de SlijtersUnie niet permanent een leidinggevende aanwezig was in de betreffende slijterijen, terwijl dit bij 'zelfstandige' slijterijen wel verplicht is. De Afdeling oordeelde dat een supermarkt en een bijbehorende slijterij tezamen niet een 'inrichting' vormen als bedoeld in de Drank- en Horecawet. Op grond hiervan is het volgens de Afdeling niet voldoende dat (bijvoorbeeld) een leidinggevende (ook) aanwezig is in de supermarkt en niet permanent in de slijterij zelf. Op zichzelf hebben deze uitspraken dus tot het praktische gevolg dat een leidinggevende permanent daadwerkelijk aanwezig moet zijn in een slijterij, ook wanneer deze slijterij behoort bij een supermarkt.

Op grond van het relativiteitsvereiste kon in dit geval de SlijtersUnie in beginsel geen beroep doen op het voorschrift uit de Drank- en Horecawet, aangezien het voorschrift ten doel heeft om de volksgezondheid en openbare orde te beschermen en dus niet de concurrentiebelangen van SlijtersUnie. De Afdeling paste echter de correctie toe in verband met het gelijkheidsbeginsel, als gevolg waarvan de gronden van de SlijtersUnie toch nog inhoudelijk werden behandeld. De reden hiervoor was, dat anders voortaan in slijterijen in supermarkten geen leidinggevende aanwezig hoeft te zijn, terwijl dit wel moet bij zelfstandige slijterijen. Aldus voorkomt de Afdeling dat de uitspraken door het veroorzaken van ongelijkheid een ongewenste precedentwerking tot gevolg zouden hebben.

Deze uitspraak is zeer van belang voor de procespraktijk voor zowel belanghebbenden bij besluiten als het bevoegd gezag. In lijn met de conclusie van Widdershoven dient telkens in het concrete geval te worden beoordeeld of niet alleen de rechtsnorm strekt tot bescherming van het belang van degene die zich hierop beroept, maar ook of toepassing van het relativiteitsbeginsel strijdt met het vertrouwensbeginsel of het gelijkheidsbeginsel kan opleveren. Hierdoor wordt de omvang van het geding belangrijk beïnvloed.

Link naar uitspraken: zaaknummers 201507699/1 (Sint-Oedenrode), 201507606/1 (Someren) en 201508017/1 (Schijndel).

Cookie melding

We care about your privacy. We only use cookies strictly necessary to ensure the proper functioning of our website. You can find more information on cookies and on how we handle your personal data in our Privacy and Cookie Policy.