Revisie of verandering van een inrichting? Gevolgen voor handhaving!
Wanneer u een inrichting drijft, dan is belangrijk het verschil te begrijpen tussen een revisievergunning en een veranderingsvergunning. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State legt in een recente uitspraak uit onder welke omstandigheden sprake is van een revisievergunning. De consequentie in dit geval? Dat terecht handhavend is opgetreden tegen de aanwezigheid van een LPG-installatie bij een tankstation in Uden.
Het geschil
Een exploitant van een tankstation heeft op zijn perceel een LPG-installatie in gebruik. De buurman is hier niet gelukkig mee en verzoekt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Uden daartegen handhavend op te treden. Volgens de buurman is de aanwezigheid van de LPG-installatie in strijd met de vergunning voor het tankstation. Het College legt vervolgens een last onder dwangsom op tot verwijdering en beëindiging van het gebruik van de LPG-installatie. De daarop volgende bestuursrechtelijke procedure draait om de vraag of de LPG-installatie legaal is op grond van een eerder verleende vergunning, of illegaal omdat die eerdere vergunning is komen te vervallen door de verlening van een zogenaamde 'revisievergunning'. De Afdeling ziet zich voor de vraag gesteld of inderdaad sprake is van zo'n revisievergunning of van een zogenaamde 'veranderingsvergunning'.
Revisievergunning vs. veranderingsvergunning
U vraagt een veranderingsvergunning aan wanneer een inrichting of mijnbouwwerk (of de werking daarvan) wordt veranderd en deze verandering niet past binnen de vergunningsvoorschriften van de geldende omgevingsvergunning. Als de verandering waarvoor een veranderingsvergunning is aangevraagd een afgebakende activiteit is die afzonderlijk kan worden beoordeeld, dan zal het bevoegd gezag (meestal het college van B&W, maar wettelijke uitzonderingen komen voor) geneigd zijn de aanvraag voor de veranderingsvergunning als zodanig in behandeling te nemen. De veranderingsvergunning ziet in dat geval op de voorgenomen wijzigingen.
Dat is anders bij een revisievergunning, die in beginsel de gehele inrichting omvat. Als een veranderingsvergunning wordt aangevraagd, kan het bevoegd gezag uit eigen beweging of op verzoek op grond van artikel 2.6 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bepalen dat een revisievergunning moet worden aangevraagd met betrekking tot die verandering.
Bij de beslissing om al dan niet een revisievergunning te verlangen komt het bevoegd gezag beleidsvrijheid toe. Gerechtvaardigde redenen om een revisievergunning te verlangen zijn bijvoorbeeld: een onoverzichtelijk vergunningenbestand, tijdsverloop sinds de eerste vergunning, een aanvraag voor een verandering die gepaard gaat met een aanvraag om een eenmalige activiteit zoals bouwen, veranderingen van zodanige aard dat een wezenlijk andere inrichting ontstaat, of "andere redenen". De revisievergunning kan alleen worden verlangd wanneer voor de inrichting of het mijnbouwwerk al één of meerdere omgevingsvergunningen zijn verleend. Daarnaast is de revisievergunning vooral geschikt voor langlopende activiteiten en niet voor eenmalige activiteiten zoals slopen of het kappen van bomen. Wordt een revisievergunning verleend, dan vervangt deze revisievergunning met ingang van de inwerkingtreding daarvan alle eerder verleende omgevingsvergunningen (voor zover deze zien op de inrichting of het mijnbouwwerk). Let wel: als het bevoegd gezag laat weten dat zij een aanvraag voor een revisievergunning verlangt en aan dit verzoek wordt geen gehoor gegeven, dan wordt de ingediende aanvraag om een veranderingsvergunning niet behandeld.
Uitspraak van de Afdeling: de bedoeling van partijen
Was in dit geval een veranderingsvergunning verleend, dan zouden de eerder verleende vergunningen niet zijn vervallen en mocht nog steeds een LPG-installatie worden geëxploiteerd. Als hier sprake was van een revisievergunning, dan waren de oude vergunningen vervallen en mocht géén LPG-installatie worden geëxploiteerd.
De Afdeling concludeert dat het hier om een revisievergunning gaat, waardoor de eerder verleende vergunningen (waaronder die voor de LPG-installatie) zijn komen te vervallen.
De volgende omstandigheden zijn voor deze kwalificatie van belang:
- in de aanvraag zelf stond dat de vergunning werd aangevraagd als een revisievergunning;
- bij die aanvraag behorende tekeningen zagen op de gehele inrichting;
- dat de aangevraagde vergunning zag op een revisievergunning voor de gehele inrichting is vermeld in de vergunning zelf en ook al in eerder verleende, maar vernietigde/ingetrokken, vergunningen;
- in de vergunning is vermeld dat de aangevraagde vergunning wordt geweigerd voor zover deze ziet op de aflevering van motorbrandstoffen aan vrachtwagens en het in werking hebben van een LPG-installatie, maar voor het overige wordt verleend.
De Afdeling overweegt bovendien dat het ontbreken van een expliciete verwijzing in de vergunning naar artikel 2.6 Wabo (de wettelijke grondslag voor een revisievergunning), niet afdoet aan de kwalificatie als revisievergunning. Ook zonder die verwijzing is namelijk volgens de Afdeling duidelijk dat een revisievergunning is aangevraagd en verleend.
Deze uitspraak bevestigt dat de tekst, het doel en daarmee toch ook wel de bedoelingen van partijen bij de vergunning(aanvraag) doorslaggevend kunnen zijn bij de kwalificatie van de vergunning als revisievergunning of veranderingsvergunning, dus ook in het kader van handhaving (en toezicht).