Transparency International: anti-witwasbeleid Nederland nog altijd ondermaats
Het verbergen van de herkomst en de uiteindelijke belanghebbende (UBO) van vermogen via structuren met bijvoorbeeld buitenlandse trusts is nog steeds kinderspel.
Dat blijkt uit het onderzoeksrapport "Under the Shell" over het nationale anti-witwasbeleid van zes Europese landen, (waaronder Nederland) dat Transparency International (TI) 25 april 2017 publiceerde. Het rapport van TI - een internationale NGO met als taak wereldwijde corruptiebestrijding - werd opgesteld na een onderzoek samen met TI Nederland. Zo scoort Nederland, aldus het rapport, vergeleken met de andere landen wat betreft UBO-transparantie slecht, alle ferme taal na de onthullingen in de Panama Papers ten spijt.
TI pleit dan ook voor verdergaande maatregelen om te voorkomen dat complexe structuren kunnen worden misbruikt voor witwassen en belastingontduiking.
Het UBO-register dat op dit moment door Nederland wordt opgezet, noemt TI weliswaar een stap in de goede richting maar komt nog niet aan alle wensen van TI tegemoet. Zo blijven buitenlandse trusts die door Nederlanders worden opgezet of trusts die zaken doen in Nederland - zij zijn eigenaar van activa of hebben bankrekeningen - buiten het register.
En omdat nu juist dit soort trusts, veelal in offshore "geheimhoudingsgebieden", gebruikt blijken te zijn voor de constructies die de Panama Papers hebben blootgelegd, concludeert TI dat "The Netherlands (…) remain blind to the issue of trusts".
Ook zouden volgens TI professionele dienstverleners zoals accountants, notarissen en advocaten te weinig aan cliëntenonderzoek doen en relatief weinig ongebruikelijke transacties melden op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en terrorisme financieren (Wwft). Ter vergelijking: in 2015 zijn er in Nederland 9 van dat soort meldingen gedaan door advocaten; in Italië waren dat er 1203. Als voorbeeld van zo`n niet-gemelde zaak noemt TI Vimpelcom. Ook blijkt volgens TI niet dat dienstverleners transacties weigeren als er twijfel is over de identiteit van cliënten. Anderzijds geven de autoriteiten onvoldoende feedback op gedane meldingen en zou ook de handhaving tegen dienstverleners tekortschieten. Desondanks erkent TI dat op het punt van handhaving stappen worden gemaakt.
Een daarvan is het 'project niet-melders', opgezet door de FIOD, politie, Financial Intelligence Unit , het Bureau Financieel Toezicht, de Belastingdienst, DNB, AFM en het Openbaar Ministerie (OM). In dat project is onlangs ook de eerste advocaat als veronderstelde niet-melder gehoord. Dit past bij de trend dat het OM tegenwoordig eerder over gaat tot strafrechtelijk onderzoek naar professionele dienstverleners (als gatekeepers) voor Wwft-overtredingen.
Maar: een indirect gevolg van een veroordeling voor zo'n misdrijf kan zijn dat de professional diens beroep niet meer mag beoefenen, terwijl in het tuchtrecht niet (tijdig) melden of tekortschieten in cliëntenonderzoek eigenlijk altijd leidt tot een waarschuwing, berisping of tijdelijke schorsing. Nu dus doorhaling in het register, ontzetting uit het ambt of schrapping van het tableau met deze strafrechtelijke handhaving een reële mogelijkheid lijkt, is het niet gek dat we in de praktijk zowel professionele dienstverleners als hun klanten zien worstelen met deze nieuwe realiteit en de manier waarop aan de Wwft-verplichtingen moet worden voldaan.
Geldt dat voor u ook, of hebt u vragen over uw verplichtingen als Wwft-instelling of ziet u zich geconfronteerd met vragen van een professionele dienstverlener, bijvoorbeeld in het kader van een cliëntenonderzoek, Due Diligence of audit? Neem dan contact met ons op. Zie over dit onderwerp ook onze eerdere UBO-blog en UBO-nieuwsbrief.