Overslaan en naar de inhoud gaan

Hoe kunnen we u helpen?

  • Compliance & Business Integrity
  • 04-06-2020

In een eerdere blogs (zie hier en hier) schreven wij onder meer over het Nederlandse UBO-register dat per 10 januari 2020 zou worden ingevoerd en de Implementatiewet wijziging 4AMLD die vanaf 10 januari 2020 zou gaan gelden. Beide deadlines zijn echter niet gehaald. De wetsvoorstellen zijn op 10 december 2019 door de Tweede Kamer aangenomen en vervolgens ingediend bij de Eerste Kamer. Een laatste belangrijke aanpassing in de wet die ziet op het UBO-register was het opnemen van een uitzondering op de geheimhoudingsplicht voor advocaten en notarissen om te voldoen aan de terugmeldplicht (artikel 10c lid 4 van de nieuwe Wwft). 

De Eerste Kamercommissie voor Financiën heeft op 28 januari 2020 een zogenoemd voorbereidend onderzoek* gedaan naar de invoering van de wetsvoorstellen. Dit onderzoek was de eerste fase van de schriftelijke voorbereiding door die commissie. Hiervan zijn voorlopige verslagen gemaakt die op 4 februari 2020 zijn vastgesteld (zie hier voor de Implementatiewet wijziging 4AMLD en zie hier voor het wetsvoorstel UBO-register). Uit deze verslagen volgt dat het voorbereidend onderzoek aanleiding heeft gegeven tot het maken van een aantal opmerkingen en het stellen van vragen, zoals over de toename van de meldingsplichtige instellingen door de uitbreiding van de reikwijdte van de richtlijn, en de effecten daarvan. 

De vragen met betrekking tot de Implementatiewet wijziging 4AMLD zijn op 14 februari 2020 beantwoord. In de memorie van antwoord is onder meer nader ingegaan op de uitbreiding van de reikwijdte van de richtlijn, en de gevolgen die dat met zich meebrengt voor de FIU. Uit de memorie van antwoord volgt onder meer dat op voorhand nu niet duidelijk is hoeveel extra meldingen van ongebruikelijke transacties kunnen worden verwacht, maar dat met de FIU overleg plaatsvindt over de vraag of uitbreiding van de capaciteit nodig zal zijn. 

De vragen met betrekking tot het wetsvoorstel UBO-register zijn op 17 februari 2020 beantwoord. In deze memorie van antwoord wordt meer duidelijkheid gegeven over welke natuurlijke personen als (pseudo-)UBO moeten worden aangemerkt. De verduidelijking ziet onder meer op de reikwijdte van het begrip pseudo-UBO ("In geval het hoger leidinggevend personeel als UBO moet worden aangewezen dan betreft dit elke bestuurder die deel uitmaakt van het bestuur."), alsmede hoe wordt bepaald of een natuurlijk persoon UBO is van een STAK ("Wanneer een Stichting Administratiekantoor slechts administreert en beheert ten behoeve van de certificaathouders, worden de certificaathouders in de regel niet als UBO van deze Stichting Administratiekantoor aangemerkt. Een certificaathouder is steeds UBO van de onderliggende vennootschap, als de door hem gehouden certificaten een eigendomsbelang van meer dan 25% vertegenwoordigen.").

De Europese Commissie heeft in de tussentijd op 12 februari 2020 bekend gemaakt een inbreukprocedure te zijn gestart tegen verschillende lidstaten, waaronder Nederland, vanwege het niet tijdig implementeren van de gewijzigde anti-witwasrichtlijn. De Europese Commissie geeft Nederland twee maanden de tijd om aan haar verplichtingen te voldoen en deze omissie te herstellen.

Ondanks de verstreken deadline van 10 januari 2020 heeft de Eerste Kamercommissie voor Financiën op 18 februari 2020 besloten dat zij toch nader onderzoek nodig acht. Per brief van 21 februari 2020, heeft de Minister van Financiën de Eerste Kamer verzocht om een voortvarende behandeling van de wetsvoorstellen. Hij heeft de Eerste Kamer daarbij in overweging gegeven de behandeling van de wetsvoorstellen niet langer gezamenlijk te behandelen maar afzonderlijk voort te zetten, zodat voor een deel van de wetgeving sneller aan de Europese implementatieverplichting worden voldaan. Als reactie hierop heeft de Eerste Kamercommissie voor Financiën op 3 maart 2020 besloten om, gegeven het feit dat het wetsvoorstel UBO-register vertraging oploopt wegens de voorlichtingsvraag aan de Raad van State, de Implementatiewet wijziging 4AMLD eerder plenair af te ronden. 

In de betreffende voorlichtingsaanvraag over het wetsvoorstel UBO-register dat eveneens op 3 maart 2020 in concept is uitgestuurd (en op 12 maart 2020 in finale vorm), wordt verzocht om voorlichting op de vraag hoe de registratieplicht van natuurlijke personen bij kerkgenootschappen zich verhoudt tot de AVG (waarin godsdienst en levensovertuiging als een bijzonder persoonsgegeven worden gezien, waarvan de registratie in beginsel verboden is) en andere regelingen zoals de Handelsregisterwet 2007 en de ANBI-regeling, waarin eveneens een relatie wordt gelegd met de privacy van (de geloofsovertuiging) van bestuurders. 

Antwoord op de gestelde voorlichtingsaanvraag volgde op 15 april 2020:

“De richtlijn [4AMLD] zelf regelt de verhouding met de AVG. Dit betekent dat het niet aan de nationale wetgever is om ter zake nog een zelfstandige beoordeling over de verhouding met de AVG te maken. Waarborgen die de AVG eist, zijn in de richtlijn opgenomen.

Binnen de ruimte die met name artikel 30, negende lid, van de richtlijn biedt, moet bij de invulling ervan naar het oordeel van de Afdeling ook rekening gehouden worden met de omstandigheid dat ten aanzien van UBO’s van kerkgenootschappen persoonsgegevens worden verzameld. De bekendmaking van de persoonsgegevens van een bestuurder van een kerkgenootschap leidt ertoe dat de godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuigingen van de desbetreffende persoon kunnen worden afgeleid uit diens bestuurslidmaatschap. Deze omstandigheid kan een rol spelen bij de beoordeling of er in een individueel geval aanleiding is om gebruik te maken van de afschermingsmogelijkheid. Deze bestuurders kunnen immers onevenredige risico’s lopen of anderszins aan onwenselijk gedrag, zoals intimidatie of pesterijen dan wel chantage worden blootgesteld.

Bij het handelsregister, de anbi-regeling en het UBO-register speelt hetzelfde probleem dat openbaarmaking van persoonsgegevens van bestuurders van kerkgenootschappen meebrengt dat daaruit de godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuigingen van die personen vallen af te leiden. De verschillen in benadering tussen enerzijds het UBO-register en anderzijds het handelsregister en de anbi-regeling zijn echter te verklaren uit de omstandigheid dat het UBO-register voortvloeit uit Unierechtelijk bindende regelgeving.”

Ten aanzien van de Implementatiewet wijziging 4AMLD zijn op 10 maart 2020 nadere schriftelijke vragen gesteld die op 24 maart 2020 middels een nadere memorie van antwoord zijn beantwoord. In deze nadere memorie van antwoord wordt onder meer besproken in hoeverre Nederlandse wet- en regelgeving verder gaat dan de richtlijn beoogd, op welke manier de lidstaten onderling van elkaar leren voor wat betreft de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering, en wat voor effect de nalevings- en toezichtkosten voor de aanbieders van cryptodiensten zullen hebben op Nederlandse (kleinere) bedrijven. Op 21 april 2020 is het wetsvoorstel door de Eerste Kamer aangenomen. Op 20 mei 2020 is het besluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Implementatiewet wijziging 4AMLD in het Staatsblad gepubliceerd. Hieruit volgt dat de wet inwerking treedt per 21 mei 2020, met uitzondering van artikel I, onderdeel H, onderdeel 2, voor zover het betreft de wijziging van het vierde lid, dat in werking treedt met ingang van 10 juli 2020.

* Dit is een procedure waarbij na ontvangst van een wetsvoorstel aan de leden en plaatsvervangend leden van de Eerste Kamercommissie wordt gevraagd of zij prijs stellen op een inbrengvergadering. Deze eerste inbrengvergadering wordt voorbereidend onderzoek genoemd.

Cookie melding

We care about your privacy. We only use cookies strictly necessary to ensure the proper functioning of our website. You can find more information on cookies and on how we handle your personal data in our Privacy and Cookie Policy.